What’s on my Messy-Mind
Voluit leven: Het besef van sterfelijkheid.
Machtigste soort
Net als bij elk ander levend wezen is er één drang in ons die heel erg dominant is; de overlevingsdrang. We hebben in evolutionair opzicht veel aan onze overlevingsdrang te danken. Het heeft bijvoorbeeld bijgedragen aan de vorming van een brein dat ons de machtigste soort op aarde heeft gemaakt. Datzelfde brein maakt ons echter ook bewust van een bedreiging waartegen we niet kunnen vechten en waarvoor we niet kunnen vluchten; namelijk onze sterfelijkheid. Dat bezorgt ons levenslang een onoplosbaar proleem, waar we ons niet voortdurend bewust van zijn, maar dat er wel altijd is, en dat consequenties heeft voor hoe we in het leven staan. Het zorgt er voor dat we tamelijk negatief ingestelde wezens zijn en dikwijls is het de (basis)oorzaak voor psychische klachten.
Neiging tot negativisme
Ons brein helpt ons om levensbedreigende situaties te vermijden. We kunnen niet alleen gevaren snel signaleren en doorgronden, maar ook gevaren voorzien, zelfs als deze nog in de toekomst op de loer liggen. Daar zitten echter ook enkele schaduwzijden aan. Omdat we zo goed in staat zijn om gevaren te signaleren en te voorzien, wordt ook een groot deel van onze aandacht daar door opgeëist. Dat maakt dat we nogal geobsedeerd zijn door zorgenmakerij en angsten.
Kortom, de drang om te overleven heeft er voor gezorgd dat we een brein hebben ontwikkeld waarmee we heel goed hebben kunnen overleven, maar datzelfde brein is zo gefocusseerd op wat er allemaal mis zou kunnen gaan dat het ons gevoel van veiligheid en comfort ook voortdurend ondermijnt. Ook wanneer we in een situatie leven waarin we ons tamelijk veilig kunnen voelen. We kunnen dan zelfs (grotendeels onbewust) op zoek gaan naar dingen die niet deugen of die ons bedreigen. En als die niet voorhanden zijn dan maakt ons dat onrustig; ‘Er moet toch iets zijn wat niet in orde is’. En zo gauw we dus iets vinden wat niet in orde is, dan kunnen we ons daar op richten en klopt ons leven weer.
Een ander aspect van ons sterk ontwikkelde brein is dat we bewustzijn bezitten. Dat zorgt ervoor dat we ook weten dat we sterfelijk zijn. In tegenstelling tot dieren weten we dat er onvermijdelijk een moment komt dat we, vroeg of laat, zullen sterven. Dat maakt ook dat angst voor de dood heel manifest in ons aanwezig is. Ook wanneer het niet voortdurend bewust wordt gevoeld.
De angst voor de dood is logischerwijze de moeder van alle angsten. Angst voor ziekten is weliswaar niet altijd gebaseerd op de angst voor de dood, maar heel dikwijls gaat achter de angst voor ziekten de angst schuil om aan een ziekte te kunnen sterven. Hypochonders en lijders aan smetvrees kunnen er over meepraten. Angst voor mislukking in de werksfeer is in feite gebaseerd op de aloude angst om geen eten te kunnen bemachtigen en te verhongeren. Een
conflict met de werkgever kan soms voelen alsof je hele bestaan op het spel staat. Sociale angst heeft zijn wortels in een ver verleden waarin leden van een groep die werden uitgestoten een grote kans liepen om het als eenling in de woeste natuur niet te overleven. Vliegangst en hoogtevrees bestaat in wezen simpelweg uit de vrees om dood te vallen. Het kenmerk van een gegeneraliseerde angst is een algeheel gevoel van onveiligheid, en lijkt dus ook sterk samen te hangen met de angst voor de dood. Depressies gaan ook dikwijls samen met existentiële angst. Onze moderne angsten zijn voor een groot deel uitwassen van de angst voor vroegtijdig sterven, die tijdens de evolutie in onze genen is inge- bakken. Waarbij niet altijd herkenbaar is dat de doodsangst de onderliggende oorzaak voor een angst met een specifieke inhoud is. De angst voor de dood is veeleer een vruchtbare voedingsbodem voor de ontwikkeling van specifieke angsten.
Psychologische benadering
Wanneer personen met een angstproblematiek een hulpverlener bezoeken, zullen de interventies van die hulpverlener zich meestal niet richten op de basisangst; de angst voor de sterfelijkheid. Er wordt in veel therapieën wel diep gegraven, maar niet tot op de (spreekwoordelijke) diepte van het graf. Voor therapeuten is het ook een lastig onderwerp. De angst voor de dood is nogal realistisch want de dood is onvermijdelijk, en therapieën richten zich doorgaans op de niet realistische angsten die in feite grotendeels uit de angst voor onze sterfelijkheid voortspruiten. Die zijn gemakkelijker te ontzenuwen. Bovendien, is de vraag hoe een therapeut zijn cliënt kan bijstaan bij de omgang met zijn allerdiepste angst, die ook nog eens is verankerd in zijn biologische systeem. Waarbij ook de levensfilosofie van de cliënt nog een rol speelt. Een psychologische benadering van een gelovige zou weer anders moeten functioneren, dan een psychologische benadering van een atheïst. Bij de behandeling van de gelovige zou geprobeerd kunnen worden om hem meer verbinding te laten maken met zijn ge- loof in het hiernamaals. Wanneer de gelovige niet alleen gelooft in een hiernamaals waarin het beter is dan in dit bestaan, maar het ook als een bijna zekerheid zal gaan beleven, dan is er veel gewonnen. Dan komt hij echter wellicht weer in een ander spanningsveld terecht. Hij moet zich namelijk dat leven na de dood volgens de meeste religies wel verdienen. Er kan een nieuwe doodsangst ontstaan, namelijk de angst om in de ogen van zijn Schepper tekort te schieten en het eeuwige leven niet te verwerven; de zogeheten tweede dood te sterven. Daarnaast is het natuurlijk zo dat de psychologie sinds haar ontstaan op een gespannen voet staat met religie. Veel therapeuten zullen het dus ook lastig vinden om bij te dragen aan het versterken van het geloof van hun patiënt. Maar ook wanneer de therapeut dit geen probleem zou vinden of zelfs zelf gelovig is dan nog heeft hij geen oplossing voor de atheïst of de agnost. De meest wezenlijke angst is voor de psychotherapie een lastig onderwerp. Toch kunnen ook de psychiatrie en de psychologie wel iets betekenen voor cliënten/patiënten bij wie de angst voor de sterfelijkheid de belangrijkste oorzaak is voor psychische klachten.
Niets voor de dood overlaten
De befaamde Amerikaanse psychiater en schrijver Irvin Yalom heeft de angst voor de dood tot belangrijkste thema gemaakt in zijn werk. In een artikel van José van der Sman in Elsevier’s weekblad in 2007 (http://www.exis- tensis.nl/angst-voor-de-dood/) wordt Yalom als volgt geciteerd: ‘Alle mensen worstelen met een grote angst voor de dood. Helaas, er is geen leven na de dood. We kunnen beter troost zoeken bij de grote filosofen, die leren dat leven en dood onverbrekelijk met elkaar
verbonden zijn.’ En: ‘Vanaf zeer jonge leeftijd schemert vlak onder de oppervlakte van ons bewustzijn het beangstigende besef dat ons bestaan eindig is, dat het opeens zomaar afgelopen kan zijn. Hoe dat besef zich vormt, is moeilijk te bevatten. Het is deels een kwestie van biologie, deels van onderdrukte instincten. We hebben het ook overgenomen van onze ouders, en soms te danken aan vroege traumatische ervaringen. Het kan ook verband houden met confrontaties in het leven die stress oproepen. Hoe het ook zij, het is een universeel gegeven, geen mens ontkomt eraan.’ En: ‘Hoewel we ons niet continu bewust zijn van onze angst voor de dood doen we onbewust allerlei dingen om die angst te bezweren, stelt Yalom. ‘We zijn heel slim in het opbouwen van verdedigingslinies die ons het geruststellende gevoel moeten geven dat we onsterfelijk zijn – dat aan elk leven een einde komt behalve aan dat van onszelf.’ De therapeutische oplossing die Yalom geeft is simpel; we moeten de dood een plek geven in ons leven: ‘De grote filosofen hebben mij ervan weten te overtuigen dat dood en leven onverbrekelijk met elkaar verbonden zijn. Zonder het een is het ander niets waard. We moeten de dood dus niet ergens in ons onderbewustzijn wegstoppen, of ervoor wegvluchten, we moeten hem juist almaar in gedachten houden. Mijn patiënten hebben mij geleerd dat er een direct verband bestaat tussen een onbevredigd, onvervuld leven en de angst om te sterven. Daarom vraag ik hun altijd: wat had je willen doen wat je niet hebt gedaan? Wat kun je alsnog doen in de tijd die je rest? Wat moet er nog gebeuren om rustig te kunnen sterven? Als je bang bent voor de dood, ga hem dan niet uit de weg, maar kijk hem recht en onbevreesd in de ogen en haal álles uit het leven wat er nog in zit. Laat aan het einde niets voor hem over.’ Dat klinkt gemakkelijker dan het is. We hebben geen regelknoppen op ons brein waar we slechts aan hoeven te draaien om een andere levenshouding aan te nemen. Het verwerven van zo’n nieuwe houding is dikwijls een levenstaak. De woorden van Yalom sluiten echter wel naadloos aan bij een tamelijk nieuwe stroming in de psychologie die daarbij kan helpen; de Acceptance and Commitment Therapy (ACT).
Leren accepteren
Act is een therapievorm die is voortgekomen uit de Cognitieve Gedragstherapie (CGT). In ACT wordt cliënten geleerd zich te richten op zaken die ze op directe wijze kunnen beïnvloeden, zoals hun eigen gedrag, in plaats van controle proberen te krijgen over ervaringen die niet direct te beïnvloeden zijn, zoals emoties en gedachten. Kern van ACT is de filosofie dat het vechten tegen onvermijdelijke zaken uiteindelijk ten koste gaat van een waardevol leven. Het was met name de Amerikaanse hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Nevada in Reno, Steven Hayes, die deze therapie heeft ontwikkeld. Ofschoon ACT is voortgekomen uit de CGT, onderscheidt het zich daar in een aantal opzichten ook weer sterk van. Een belangrijk verschil tussen CGT en ACT is dat CGT zich richt op de verandering van cognities, terwijl ACT cliënten leert om gedachten en emoties waar te nemen als vrijblijvende opties voor gedrag. De cliënt is niet zijn angst, zijn gedachten, zijn woede, hij heeft ze, en hij heeft de vrijheid om er iets mee te doen. Dat maakt dat er ook geen noodzaak is om het gevecht met emoties en gedachten aan te gaan, en ze niet weg te stoppen of te verdringen. Want dat werkt volgens de huidige psychologische inzichten averechts.
. Denkt u maar eens terug aan de keer dat u een probleem had en er niet (voortdurend) aan wilde denken. Vermoedelijk deed u vertwijfelde pogingen om uw hoofd tot rust te brengen, maar werkte dat niet. Elke keer dat u dacht dat u niet aan het probleem wilde denken kwam u weer in een maalstroom terecht van zorgelijke gedachten, zelfs op momenten dat u wilde slapen. Waarschijnlijk lag u dan in bed te woelen en dacht u: ‘ik wil nu slapen en dus niet aan x denken’. En omdat u niet aan x wilde denken dacht u aan x. Net als met de ijsbeer. ACT geeft een uitweg uit deze maalstromen. De uitweg dient men echter wel te leren bewandelen door het aanleren van technieken. Technieken die voornamelijk gericht zijn op het accepteren van psychisch lijden zoals angst, en het ontwikkelen van de bereidheid om ondanks het (geestelijk) lijden toch een waardevol leven te leiden. Een aanpak die ook kan helpen om meer vrede te leren hebben met het onvermijdelijke, en te praktiseren wat Yalom zegt: ‘Als je bang bent voor de dood, ga hem dan niet uit de weg, maar kijk hem recht en onbevreesd in de ogen en haal álles uit het leven wat er in zit’.
De grondlegger van ACT is Steven Hayes.
De principes van ACT kunnen als volgt kort worden weergegeven:
Uitgangspunt van ACT is dat pijn onvermijdelijk met het leven is verbonden. Emotioneel strijden tegen de pijn -inclusief vermijding- leidt tot Lijden. Pijn en lijden zijn twee verschillende zijnstoestanden. Wanneer we de pijn willen vermijden zal het lijden toenemen. Acceptatie van de pijn is een stap in de richting van de verlossing van de pijn. Ondanks de pijn kan er op elk moment voor gekozen worden om een waardevol leven te leiden.
Act bestaat uit de volgende componenten:
1.– Accepteren. Het aanleren van een andere houding ten opzichte van leed. Leed niet langer vermijden, omdat dit het leed verergert, maar het leren accepteren.
2.– Cognitieve defusie. Het leren afstand te nemen van gedachten door gedachten als gedachten te zien en niet als realiteit.
3.– Mindfulness. Het ontwikkelen van bewust- zijn in het hier en nu.
4.– Het observerende zelf leren gebruiken. Hierdoor wordt ervaren dat men meer is dan zijn gedachten en emoties.
5.– Waarden. Uitgebreid stilstaan bij de waarden die voor de persoon belangrijk zijn. De waarden tot een kompas voor het leven maken.
6.– Waarden in de praktijk brengen. De waarden vertalen naar concrete stappen en acties, waardoor de persoon een bevredigender leven zal gaan leiden.
Wie voor het eerst met deze uitgangspunten en componenten van ACT wordt geconfronteerd zal wellicht zijn wenkbrauwen fronsen en zich afvragen of dit het nou moet zijn. Lijden accepteren? Waarden naleven? Was dit niet het domein van de kerk? Hadden we daar niet net afscheid van genomen? En bewustzijn ontwikkelen in het hier en nu? Is dat niet hetzelfde als navelstaren? Tja, de bedenker van ACT Steven Hayes is zich er van bewust dat zijn therapie bij een eerste confrontatie vragen en verwarring kan oproepen. Hij schrijft in de inleiding: ‘Als je tobt met een psychisch probleem, moet je weten dat uit onderzoek blijkt dat ACT bij tal van veel voor- komende psychische moeilijkheden kan helpen (Hayes, Masuda et al. 2004), en dat het model waarop ACT is gebaseerd, in brede kring bijval ondervindt. Dat ons verhaal een empirische basis heeft, is des te belangrijker omdat het een aantal vreemde wendingen zal nemen. Het kan hier en daar nogal verwarrend zijn. Tot op zekere hoogte is dat onvermijdelijk omdat ACT een aantal vastgeroeste ideeën over menselijke problemen ter discussie stelt. Ook de deugdelijkheid van de meeste methoden en ideeën van ACT is in onderzoeken aangetoond, dus je mag ervan uit- gaan dat ze effectief zijn.’ Act lijkt inderdaad bezig te zijn om de wereld te veroveren. En vooral de component mindfulness ontwikkelt zich tot een hype in het therapeutenwereldje en in spirituele kringen. Maar wat kan ACT nu bijdragen aan het verminderen van de invloed van de angst voor de sterfelijkheid? Hoe kan het ons helpen om Voluit te leven zonder dat we belemmerd worden door de moeder van alle angsten? Hoe kan ACT ons helpen om het advies van Yalom te verwezenlijken?
De moed om te verdragen
Wat kunnen we doen om te accepteren wat onvermijdelijk is? Een uitspraak van Theresa van Avila die door de AA wordt gebruikt bevat een aanwijzing:
Geef mij
De kracht om te veranderen wat ik kan veranderen
De moed om te verdragen wat ik niet kan veranderen
De wijsheid om het verschil te zien.
We dienen dus de moed te ontwikkelen om te leren verdragen wat we niet kunnen veranderen. Maar hoe doe je dat? Een van de pijlers van ACT is om leed te accepteren, als iets wat bij het leven hoort. Een van de oefeningen daarvoor is om (psychische) pijn te observeren zonder die te willen veranderen. Het is in feite een oefening in verzetloosheid. De vaardigheid wordt ontwikkeld om nutteloos verzet op te geven. Wanneer die houding wordt verworven zal elk verzet tegen dat wat niet veranderd kan worden kunnen worden opgegeven. Dus ook het zinloze innerlijk verzet tegen onze sterfelijkheid.
De tweede pijler van ACT, de cognitieve defusie, kan helpen om gedachten over de sterfelijkheid minder invloed te laten hebben wan- neer deze zo dwingend aanwezig zijn dat zij een martelend obsessief karakter krijgen. Verzet tegen deze gedachten werkt dan averechts. De gedachten worden dan meer manifest. Door de gedachten te leren bezien als slechts gebeurtenissen in de geest, als wolkenflarden die voorbijdrijven, verliezen deze gedachten hun destructieve kracht.
Mindfulness is een vorm van meditatie en wordt beoefend om de aandacht op de ervaringen in het nu te richten. Door de focus op het nu zijn gebeurtenissen in de toekomst, zoals ook het sterven, ver weg. Mindfulness geeft echter ook innerlijke rust, creëert een gevoel van comfort en veiligheid, en heeft dus ook een (duurzaam) kalmerend effect op ons biologische systeem dat verantwoordelijk is voor angst. Dit is inmiddels in diverse wetenschappelijke studies bevestigd. Mindfulness behoort echter niet met een doelstelling gedaan te worden. Het hebben van een doel is in strijd met het verkeren in het hier en nu.
Waarden. Het stilstaan bij de waarden die iemand wil nastreven, en die vertalen naar stappen en acties zorgt voor een bevredigender leven. Daardoor wordt de focus gelegd op wat men wil doen en wat men wil betekenen.
Een vervuld leven vermindert de angst om te sterven. Om het nog eens met de woorden van Irvin Yalom te zeggen: ‘Mijn patiënten hebben mij geleerd dat er een direct verband bestaat tussen een onbevredigd, onvervuld leven en de angst om te sterven. Daarom vraag ik hun altijd: wat had je willen doen wat je niet hebt gedaan? Wat kun je alsnog doen in de tijd die je rest? Wat moet er nog gebeuren om rustig te kunnen sterven?’
Het observerende zelf leren gebruiken zorgt er voor dat men voelt dat men meer is dan zijn gedachten en emoties. Negatieve gedachten over bijvoorbeeld de dood, en angsten krijgen daardoor minder kracht. Wie gelovig of spiritueel is ingesteld heeft zelfs de vrijheid om te geloven dat hij door het observerende zelf te leren gebruiken, contact maakt met zijn (onsterfelijke) ziel of Hoger Zelf. Het (aardse) ego wordt losgelaten.
Een beetje dood gaan helpt ook
ACT is natuurlijk niet de enige optie om beter met de dood te leren omgaan. Ik heb het hier gebruikt om te illustreren welke levenshouding kan helpen om de meest basale angst onder ogen te zien. Er zijn natuurlijk meer wegen die naar Rome leiden, c.q. er zijn ook andere therapeutische of filosofische benaderingen die kunnen helpen. Wat echter ook heel goed helpt is om even een kijkje te nemen aan de ‘andere zijde’. Mensen die bijvoorbeeld zogeheten Bijna Dood Ervaringen (BDE) hebben meegemaakt zijn hun angst voor de dood in bijna alle gevallen kwijt, zo blijkt uit onderzoek. Sterker nog, heel dikwijls heeft men heimwee naar hun verblijf aan de andere zijde, waar men een soort paradijselijke toestand heeft ervaren. Ook blijken de meesten van hen anders in het leven te staan; minder materialistisch en liefdevoller bijvoorbeeld. Maar ook minder bezorgd en angstig. Dat geldt echter niet alleen voor mensen met BDE maar veelal ook voor anderen die op grond van hun ervaringen zeker weten dat hun persoonlijke bewustzijn na de fysieke dood blijft voortbestaan.
Dat bleek bijvoorbeeld ook uit de interviews die Titus Rivas en ik maakten voor het boek ‘Een leven na de dood? Zeker weten!’. Daarin interviewden wij 12 personen die op grond van hun ervaringen zeker weten dat er leven bestaat na dit leven. Geen van hen was nog bang voor de dood, en ook wisten allen hun leven zinvol te maken, mede omdat ze ervan doordrongen waren dat ze hier zijn met een doel, of zelfs met een missie. Hun verhalen zijn zo overtuigend dat ze daarmee lezers van het boek ook kunnen helpen om meer te vertrouwen op de oneindigheid van het bestaan. Op mij had het in elk geval zeker die invloed, getuige mijn laatste zinnen van mijn nawoord: ‘En dan de slotvraag: heeft het schrij- ven van dit boek mij geholpen om ook zekerder te zijn van een persoonlijk voortbestaan na de fysieke dood? Ja, absoluut! Een ietsie- pietsie twijfel heb ik nog steeds wel, maar dat is verwaarloosbaar en hoort ook bij mij. Ik ben niet zo snel ergens zeker van. Dus houd ik het maar op 98%. Ook best veel toch?’.
Terug naar het Blog-overzicht: